Op 19-jarige leeftijd vertrok Astrid Echteld naar Nederland met de intentie om na haar studie terug te keren naar Suriname. Inmiddels woont ze er al meer dan vijftig jaar. Als lid van de Raad van Advies van het project ’50 jaar onafhankelijkheid van Suriname’ deelt ze haar verhaal over identiteit, racisme, liefde voor Suriname en haar inzet voor inclusie.
Je vertrok op jonge leeftijd naar Nederland. Had je toen al plannen om te blijven?
Astrid Echteld: “Helemaal niet. Ik kwam als 19-jarige naar Nederland om te studeren. Mijn plan was duidelijk: na vier jaar terug naar Suriname. Maar het leven liep anders. De liefde hield me hier en inmiddels zijn we meer dan een halve eeuw verder. Toch draag ik Suriname nog elke dag met me mee — in mijn hart, in mijn werk, en in mijn dagelijkse doen en laten.”
In 1975 maakte je de onafhankelijkheid van Suriname van dichtbij mee. Wat betekende dat voor jou?
“In dat jaar was ik toevallig in Suriname voor mijn stage. Ik maakte de periode vlak voor en na de onafhankelijkheid van dichtbij mee. Het was een tijd vol verandering, onzekerheid en ook hoop. Nu, vijftig jaar later, kijk ik met gemengde gevoelens terug. Ja, we zijn politiek onafhankelijk, maar zijn mentaal en cultureel niet vrij. In mijn ogen moeten we ons nog steeds ontworstelen aan koloniale denkbeelden die diep in onze samenleving en ons zelfbeeld verankerd zijn.”
Je hebt ook persoonlijke ervaringen met racisme in Suriname.
`We zeggen met gemak dat Suriname een heerlijk land is, waar verschillende groepen vreedzaam met elkaar leven. Op het eerste gezicht lijkt dat wel zo, maar het racisme in Suriname moeten we niet onderschatten. Alleen is het zo dat we daar de term niet makkelijk in de mond nemen. Al op jonge leeftijd heb ik als kind met Afro roots ervaringen opgedaan met racisme. Op de Christelijke basisschool werden we geconfronteerd met een leerkracht die stelselmatig riep: ‘Hoe zwarter ze zijn, hoe zwarter hun ziel is.’ In schoolboeken stonden verzen zoals ‘Gebed van een neger’, waarin een zwarte man God smeekt om wit (perfect) te zijn. Zodat hij in het Hiernamaals niet alle ellende weer zou ervaren. Dat raakte me diep, al kon ik het als kind nog niet goed plaatsen. Ik voelde schaamte over mijn huidskleur, maar ik kon er niet over praten omdat het ‘not done’ was. Geen wonder dat ik er toen geen woorden voor had.
Dat veranderde met de komst van een juf die op me leek. Zij zette zichzelf met trots neer als juf én zwarte vrouw. Zij kende haar leerlingen. Ze vertelde ons dat we talentvol waren en dat we ondanks obstakels als discriminatie en racisme verandering in ons bestaan konden brengen. Haar boodschap geeft me tot op de dag van vandaag kracht.”
Je komt nog vaak in Suriname. Wat zie je daar nu gebeuren?
“Er zijn veel mooie ontwikkelingen, maar ik maak me ook zorgen. Wat me vooral raakt is de spanning tussen verschillende (etnische) groepen. Dat brengt me bij vragen die me bezighouden, zoals:
- Hoe kunnen we in een multi-etnische samenleving verschillen en overeenkomsten naast elkaar laten bestaan?
- Wat kunnen we van elkaar leren in het belang van ons gezamenlijke Suriname?
- Welk gedrag gaan we voorleven en doorgeven aan onze kinderen?
We hebben misschien niet direct alle antwoorden. Maar we kunnen wél het gesprek aangaan. Dat is al een belangrijke stap.”
Je zet je professioneel in voor Diversiteit en Inclusie. Hoe geef je daar vorm aan?
“In mijn werk draait het om bouwen aan sterke, kleurrijke samenwerkingsrelaties. Ik help leidinggevenden, teams en gemeenschappen om diversiteit niet als obstakel, maar als kracht te zien. Tijdens het opzetten van dit project heb ik met veel inspirerende mensen gesproken. De gesprekken gingen de diepte in, soms confronterend, maar altijd met wederzijds respect. Juist als het schuurt, kunnen nieuwe perspectieven ontstaan. Dat is voor mij de kern van groei.”
Wat wens je Suriname toe in dit jubileumjaar?
“Dat we blijven bouwen aan een samenleving, waarin respect, vertrouwen en openheid de basis vormen voor samenwerking. Dat we de moed opbrengen om naar elkaar te blijven luisteren, juist als het ongemakkelijk wordt.
Wan lespeki Srefidensi — een respectvolle zelfstandigheid. Dat is mijn diepe wens voor ons mooie Suriname.”