Onze collectieve geschiedenis in Nederland

“Suriname draag ik overal met me mee”

DSC 2306

Op 19-jarige leeftijd vertrok Astrid Echteld naar Nederland met de intentie om na haar studie terug te keren naar Suriname. Inmiddels woont ze er al meer dan vijftig jaar. Als lid van de Raad van Advies van het project ’50 jaar onafhankelijkheid van Suriname’ deelt ze haar verhaal over identiteit, racisme, liefde voor Suriname en haar inzet voor inclusie.

Je vertrok op jonge leeftijd naar Nederland. Had je toen al plannen om te blijven?

Astrid Echteld: “Helemaal niet. Ik kwam als 19-jarige naar Nederland om te studeren. Mijn plan was duidelijk: na vier jaar terug naar Suriname. Maar het leven liep anders. De liefde hield me hier en inmiddels zijn we meer dan een halve eeuw verder. Toch draag ik Suriname nog elke dag met me mee — in mijn hart, in mijn werk, en in mijn dagelijkse doen en laten.”

In 1975 maakte je de onafhankelijkheid van Suriname van dichtbij mee. Wat betekende dat voor jou?

“In dat jaar was ik toevallig in Suriname voor mijn stage. Ik maakte de periode vlak voor en na de onafhankelijkheid van dichtbij mee. Het was een tijd vol verandering, onzekerheid en ook hoop. Nu, vijftig jaar later, kijk ik met gemengde gevoelens terug. Ja, we zijn politiek onafhankelijk, maar zijn mentaal en cultureel niet vrij. In mijn ogen moeten we ons nog steeds ontworstelen aan koloniale denkbeelden die diep in onze samenleving en ons zelfbeeld verankerd zijn.”

Je hebt ook persoonlijke ervaringen met racisme in Suriname.  

`We zeggen met gemak dat Suriname een heerlijk land is, waar verschillende groepen vreedzaam met elkaar leven. Op het eerste gezicht lijkt dat wel zo, maar het racisme in Suriname moeten we niet onderschatten. Alleen is het zo dat we daar de term niet makkelijk in de mond nemen. Al op jonge leeftijd heb ik als kind met Afro roots  ervaringen opgedaan met racisme. Op de Christelijke basisschool werden we geconfronteerd met een leerkracht die stelselmatig riep: ‘Hoe zwarter ze zijn, hoe zwarter hun ziel is.’ In schoolboeken stonden verzen zoals ‘Gebed van een neger’, waarin een zwarte man God smeekt om wit (perfect) te zijn. Zodat hij in het Hiernamaals niet alle ellende weer zou ervaren.  Dat raakte me diep, al kon ik het als kind nog niet goed plaatsen. Ik voelde schaamte over mijn huidskleur, maar ik kon er niet over praten omdat het ‘not done’ was. Geen wonder dat ik er toen geen woorden voor had.

Dat veranderde met de komst van een juf die op me leek. Zij zette zichzelf met trots neer als juf én zwarte vrouw.  Zij kende haar leerlingen. Ze vertelde ons dat we talentvol waren en dat we ondanks obstakels als discriminatie en racisme verandering in ons bestaan konden brengen. Haar boodschap geeft me tot op de dag van vandaag kracht.”

Je komt nog vaak in Suriname. Wat zie je daar nu gebeuren?

“Er zijn veel mooie ontwikkelingen, maar ik maak me ook zorgen. Wat me vooral raakt is de spanning tussen verschillende (etnische) groepen. Dat brengt me bij vragen die me bezighouden, zoals:

  • Hoe kunnen we in een multi-etnische samenleving verschillen en overeenkomsten naast elkaar laten bestaan?
  • Wat kunnen we van elkaar leren in het belang van ons gezamenlijke Suriname?
  • Welk gedrag gaan we voorleven en doorgeven aan onze kinderen?

We hebben misschien niet direct alle antwoorden. Maar we kunnen wél het gesprek aangaan. Dat is al een belangrijke stap.”

Je zet je professioneel in voor Diversiteit en Inclusie. Hoe geef je daar vorm aan?

“In mijn werk draait het om bouwen aan sterke, kleurrijke samenwerkingsrelaties. Ik help leidinggevenden, teams en gemeenschappen om diversiteit niet als obstakel, maar als kracht te zien. Tijdens het opzetten van dit project heb ik met veel inspirerende mensen gesproken. De gesprekken gingen de diepte in, soms confronterend, maar altijd met wederzijds respect. Juist als het schuurt, kunnen nieuwe perspectieven ontstaan. Dat is voor mij de kern van groei.”

Wat wens je Suriname toe in dit jubileumjaar?

“Dat we blijven bouwen aan een samenleving, waarin respect, vertrouwen en openheid de basis vormen voor samenwerking. Dat we de moed opbrengen om naar elkaar te blijven luisteren, juist als het ongemakkelijk wordt.

Wan lespeki Srefidensi — een respectvolle zelfstandigheid. Dat is mijn diepe wens voor ons mooie Suriname.”

Marokko

Mohamedi El Banihiati naar de Bemuurde Weerd voor een ontmoeting

Met een groot pak onder de arm komt Mohamedi El Banihiati naar de Bemuurde Weerd voor een ontmoeting met zijn oude werkgevers Arnold en John Schat van bakkerij Do Schat. Samen kijken ze naar een filmfragment over de bakkerij in het begin van de jaren zeventig, toen daar veel gastarbeiders werkten. El Banihiati was hun eerste buitenlandse werknemer.

Leuke herinneringen worden opgehaald. Hoe hij begon als schoonmaker, al snel in de bakkerij gebak stond te maken en een eigen wijk kreeg om brood te bezorgen. El Banihiati vond bij hen niet alleen een baan, maar kon ook wonen boven de zaak. Een schilderij “de bakkerij” van Anton Pieck, dat daar hing heeft hij al die jaren bewaard. Hij wil het nu weer terug geven aan de familie Schat.

Turkije

Van arbeider tot politicus

Necati Genç (1932, Gümüşhane) werkte als medisch officier in Turkije. Tijdens zijn dienstplicht in Erzurum won hij medailles met skiwedstrijden. Zijn vader werkte als ambtenaar bij een postkantoor. Hij wilde graag studeren, maar kon geen studiebeurs krijgen. In Ankara volgde hij een vierjarige medische opleiding.

De avontuurlijke Necati Genç is waarschijnlijk de allereerste Turkse migrant in Nederland. Hij kwam in 1959 in Nederland wonen nadat hij vier jaar met een vrachtschip landmijnen naar Amerika, Canada, Engeland en Duitsland had gebracht. Genç was bovendien de eerste Turkse tolk en maatschappelijk medewerker in Nederland.

“Suriname draag ik overal met me mee”

Gastarbeiders uit Griekenland

Met de komst van Griekse gastarbeiders in de jaren zestig begon de Griekse gemeenschap pas echt te groeien. In 1966 sloten de Nederlandse en Griekse regering een wervingsverdrag, waarna Nederlandse bedrijven in Griekenland arbeiders konden werven. In de praktijk gebeurde dat overigens al vanaf 1961. Bedrijven zoals de Staatsmijnen, Royal Sphinx (Maastricht), de garenspinnerij NYMA (Nijmegen) en De Vries Robbé (Gorinchem) trokken toen op eigen initiatief naar Griekenland. Bovendien hadden België (1957) en Duitsland (1960) al eerder een officieel verdrag getekend, waardoor er ook een migratie van Grieken uit die landen naar Nederland op gang kwam. Wanneer het werk in de Belgische mijnen te zwaar werd, zocht men vlak over de grens naar betere omstandigheden.

Een grote concentratie Grieken ontstond in Utrecht, waar zij naar verhouding oververtegenwoordigd zijn. In de loop van de jaren zeventig openden de eerste Griekse restaurants hun deuren. Het land werd steeds populairder als vakantiebestemming, wat hun populariteit in Nederland deed toenemen.De meerderheid van de Grieken in Nederland komt uit de noordelijke gebieden Macedonië en Tracië. Alleen in de havenstad Rotterdam wonen ook Grieken van de eilanden en van de Peloponnesos. In de jaren zestig steeg het aantal Grieken door de arbeidsmigratie, totdat de oliecrisis daar een eind aan maakte.

Vanwege de toetreding van Griekenland tot de EU (1981) konden Grieken vanaf 1988 gebruikmaken van het vrije arbeidsverkeer van werknemers. Als gevolg daarvan neemt hun aantal in Nederland vanaf het einde van de jaren tachtig weer toe. In 2010 woonden er 14.241 Grieken in Nederland.

Algerije

Van arbeider tot politicus

Gino Scalzo gaat in 1963 aan de slag in de Nederlandse Kabelfabriek (N.K.F.) in Delft. Zijn broer werkt daar dan al.
Gino wordt op 26 april 1941 in de provincie Palermo op Sicilië geboren. Zijn vader heeft een boerenbedrijf. Als jonge man werkt Gino in de boerderij en in de bouw. Hij komt in Delft terecht na een moeilijke periode van werk en verblijf in Zwitserland en Duitsland.

Scalzo heeft zich op politiek en sociaal front altijd ingezet voor de zwakkeren in de samenleving, niet alleen voor migrantengroepen. Als in 1986 migranten voor de gemeenteraad mogen stemmen, wordt hij gevraagd zich kandidaat te stellen. Hij twijfelt. Hij heeft een voltijdbaan bij de NKF en daarnaast is hij landelijk voorzitter van de FILEF (Federazione Italiani Emigrati e Famiglie), lid van de Districtsraad en de Bondsraad, voorzitter van de bedrijfsledengroep FNV, lid van het landelijke adviesorgaan voor minderheden van de Industriebond en lid van de Commissie etnische groepen.

Daarnaast zit hij in een commissie die het partijbestuur en Tweede Kamerleden van de PvdA adviseert en in de begeleidingscommissie van de Sociale Raadslieden, een adviesorgaan van B&W in Delft.
Na 14 jaar raadslid te zijn geweest en met de komst van zijn eerste kleinkind in 2000, stopt Scalzo met het gemeenteraadswerk. Tot op de dag van vandaag is hij maatschappelijk betrokken.

Italie

Van arbeider tot politicus

Gino Scalzo gaat in 1963 aan de slag in de Nederlandse Kabelfabriek (N.K.F.) in Delft. Zijn broer werkt daar dan al.
Gino wordt op 26 april 1941 in de provincie Palermo op Sicilië geboren. Zijn vader heeft een boerenbedrijf. Als jonge man werkt Gino in de boerderij en in de bouw. Hij komt in Delft terecht na een moeilijke periode van werk en verblijf in Zwitserland en Duitsland.

Scalzo heeft zich op politiek en sociaal front altijd ingezet voor de zwakkeren in de samenleving, niet alleen voor migrantengroepen. Als in 1986 migranten voor de gemeenteraad mogen stemmen, wordt hij gevraagd zich kandidaat te stellen. Hij twijfelt. Hij heeft een voltijdbaan bij de NKF en daarnaast is hij landelijk voorzitter van de FILEF (Federazione Italiani Emigrati e Famiglie), lid van de Districtsraad en de Bondsraad, voorzitter van de bedrijfsledengroep FNV, lid van het landelijke adviesorgaan voor minderheden van de Industriebond en lid van de Commissie etnische groepen.

Daarnaast zit hij in een commissie die het partijbestuur en Tweede Kamerleden van de PvdA adviseert en in de begeleidingscommissie van de Sociale Raadslieden, een adviesorgaan van B&W in Delft.
Na 14 jaar raadslid te zijn geweest en met de komst van zijn eerste kleinkind in 2000, stopt Scalzo met het gemeenteraadswerk. Tot op de dag van vandaag is hij maatschappelijk betrokken.

Spanje

Spaanse arbeiders 50 jaar in Nederland

Vanaf de jaren ’50 kwamen de eerste gastarbeiders uit Spanje naar Nederland. De Spaanse migranten kwamen vanwege economische redenen maar bij een flink aantal speelde ook politieke redenen een rol. De meesten gingen naar Frankrijk, maar spoedig waren zij ook in Nederland te vinden. Daar werden zij vooral door grote bedrijven geworven, zoals Hoogovens vanaf 1958, in de mijnen, bij Philips Eindhoven, de Twentse textielindustrie, in de Rotterdamse havens en bij de Demka in Utrecht.

Het Franco-regime

In Spanje had Franco met zijn fascistische Falange-beweging zich stevig gevestigd. Hij werd actief gesteund door de Rooms-katholieke kerk. In de context van van de Koude Oorlog streed Spanje ook tegen het communisme. Er werden vier belangrijke Amerikaanse militaire bases in Spanje gevestigd. In feite was deze dictatuur hiermee een soort lid van de NATO. Op het einde van zijn regime probeerde Franco zijn steeds minder populaire bewind te redden. Onder meer door prins Juan-Carlos als zijn opvolger aan te wijzen. Dat kon omdat de monarchie nooit officieel was afgeschaft. De prins kreeg inderdaad de macht na de dood van de dictator in 1975, maar het pakte anders uit dan voorzien. Spanje werd namelijk snel een democratie in de vorm van een constitutionele monarchie. Tien jaar later sloot het land zich aan bij de EEG.